Draailier

Demo Draailier door Nikolaj

         
Een draailier (vielle à roue) hoort thuis in de familie van strijkinstrumenten. Afgezien de vormgeving van de klankkast is bij de draailier in de loop der eeuwen weinig veranderd aan het werkingsprincipe. De strijkstok is vervangen door een wiel dat m.b.v. een zwengel wordt rondgedraaid. Het gepolijste loopvlak van het wiel is met hars voorzien welk zorgt voor het contact met de snaren. De melodiesnaren (chanters) worden met toetsen (tangenten) bespeeld. De bourdonsnaren zijn net als de bourdon pijpen van een doedelzak continu te horen. Een karakteristieke eigenschap van een draailier is de ritmische begeleiding die ontstaat door bij het draaien aan het wiel ritmische versnellingen aan te brengen waarbij de vingers tikken tegen de zwengelknop te geven. Een losstaand kammetje, de zogenaamde trompetkam, komt hierdoor in trilling wat een ritmisch klepperend geluid geeft. Al met al kun je de draailier een keyboard avant la lettre noemen. Je kunt er een melodie op spelen en deze begeleiden met een accoordsectie (de bourdons) én een ritmesectie (de trompetkam)  
    Net als bij het hakkebord, de nyckelharpa en doedelzak is de oorsprong van de draailier niet meer met zekerheid te achterhalen. Zeker is alleen dat de eerste afbeeldingen van draailieren uit de 12e eeuw stammen en terug te vinden zijn in Spanje en Zuid-Frankrijk. Voor die draailier waren toen nog twee speler nodig. Een moest draaien en de ander mocht spelen. In de 13de eeuw werd de draailier handzamer zodat één speler het instrument kon bedienen. Deze draailier werd vanuit Zuid-Frankrijk via troubadours in heel Europa verspreid. Dat de draailier in die tijd een hoge status had bewijzen de afbeeldingen uit die tijd waarin vaak koningen en engelen met een draailier te zien zijn. In de Renaissance kwam aan die hoge status een einde, omdat de draailier niet meer inzetbaar was in de gecompliceerde muziekstijl van die tijd. Langzaam maar zeker kwam het instrument toen in handen van rondtrekkende muzikanten en bedelaars. De vrolijke muziek die zij speelden kon in de ogen van de kerk alleen maar tot losbandigheid leiden, waardoor de status van de draailier nog dieper zakte. Toch had dit ook een goede kant. Door al die rondtrekkende muzikanten verbreide het instrument zich door heel Europa. De ontwikkeling stond ook niet stil. In de 16de eeuw werd de tangentenkast uitgebreid zodat het instrument chromatisch bespeeld kon worden, en werd de trompetkam toegevoegd.
 

Tijdens de Franse Barok, aan het hof van de Zonnekoning Lodewijk XIV, kon het maar niet op met de frivoliteiten. Alhoewel de overdaad kenmerkend is voor de Barok, greep men terug naar de natuur. Bij deze pastorale, landelijke, tendensen paste de landelijke draailier (en ook doedelzak) er weer prima bij. Grote componisten uit die tijd schreven muziek voor het instrument. Heel veel van die muziek is overgebleven, alhoewel tegenwoordig die muziek hoofdzakelijk op blokfluit gespeeld wordt. Enkele van die componisten waren Boismortier, Hotteterre, Chédéville, maar ook Vivaldi, Haydn en Bach! De draailier krijg in die tijd ook de vorm waarin hij nu nog het meest voorkomt.

Tegen het einde van de 18de eeuw, na de Franse revolutie, was het gedaan met de Franse adel en dus ook met de draailier. Wederom kwam het in handen van rondtrekkende muzikanten, bedelaars en boeren. Als volksinstrument, voor het maken van dansmuziek bij allerlei feesten en danspartijen, maakte ze echter in de 2de helft van de 19de eeuw in Frankrijk een nieuwe bloeiperiode mee. Door de komst van de steeds populairder wordende accordeon en trekharmonica werd de draailier in het begin van de 20ste eeuw echter weer tot de achtergrond terug gedrongen. Buiten sommige streken van Frankrijk verdween de draailier bijna geheel van het toneel. De draailier, en ook de doedelzak, zouden inmiddels zijn uitgestorven als in het eind van de jaren zestig geen revival was begonnen. Jongeren gingen op zoek naar de oorsprong van hun cultuur, en in de klassieke muziek wilden ze de muziek weer zo oorspronkelijk mogelijk uitvoeren. Deze revival is nog steeds aan de gang, want de volksinstrumenten winnen nog ieder jaar aan populariteit!

TRAVAK speelt op draailieren van Pajot Jeune (1914), Henk Borgstein (1987) en Jean-Claude Boudet.